HCA-ers in het nieuws

Onderstaand artikel stond vandaag in Het Parool, het artikel is van Bas van Oort, de foto’s zijn van Ivo van der Bent. Mooi artikel over Luis Veen (zoon van Henk), oud-HCAer Kees de Vrij en Cato Oosterhoff.

Het hele jaar door schaatskoorts: ‘Vervelen doet het nooit’

Of het nu vriest of zacht lenteweer is: deze schaatsfanaten staan op de Jaap Edenbaan. ‘Het komt geregeld voor dat ik er op een dag vier of vijf keer naartoe rij.’

Luis. Beeld Ivo van der Bent
Luis.BEELD IVO VAN DER BENT

Luis Veen (36), docent, woont in ­Duivendrecht, schaatst twee keer in de week.

“Toen ik een jaar oud was, werd ik geadopteerd en ben ik vanuit Colombia naar Nederland gekomen, naar Duivendrecht. Zo ongeveer het eerste wat mijn vader deed, was me meenemen naar de Jaap Eden. Hij heeft echt liefde voor het schaatsen, drie keer de Elfstedentocht gereden en is altijd op het ijs te vinden. Die passie heb ik overgenomen. Eerst jeugdschaatsen, vanaf een jaar of twaalf de eerste wedstrijdjes, gerichter trainen, jeugdselecties en kampioenschappen rijden. ­Uiteindelijk legde ik me toe op marathonschaatsen en heb ik een aantal jaar in het peloton gereden met de B-­rijders, net onder het hoogste niveau.

Ik heb op veel ijsbanen gereden, in Nederland en daarbuiten. Maar de Jaap Eden is uniek, vooral omdat ie open is natuurlijk. Midden in een woonwijk en toch alle ruimte. Ik weet nog dat er vroeger schapen liepen op het middenterrein, die waren van een kinderboerderij. En dan dat Ajaxstadion erachter. Twee van die iconische Amsterdamse sportlocaties naast elkaar.

Schaatsen is een witte sport, dat is nou eenmaal niet anders. Als ik marathons reed, viel ik altijd op. Dan kwamen er ook weleens opmerkingen, meestal als ik buiten Amsterdam reed. Soms zei ik daar wat van, maar vaker liet ik het gaan. Inmiddels werk ik als docent zorg en welzijn in de Bijlmer en dan moet ik soms ook even schakelen tussen die totaal verschillende werelden.

 

Maar het mooiste aan schaatsen blijft: als je even een rondje doortrekt, vergeet je alles om je heen. Dat is geluk, en dat heb ik nog steeds. Ik kom al mijn hele leven op de Jaap Eden en ik hoop dat ik dat de rest van mijn leven blijf doen. En mijn vader schaatst ook nog vaak, het blijft mooi hem daar elke keer weer te zien.”

Kees. Beeld Ivo van der Bent
Kees.BEELD IVO VAN DER BENT

Kees de Vrij (62), schaatsleraar, woont in Oost, schaatst dagelijks.

“Is het je weleens opgevallen wat je ’s ochtends vroeg allemaal kunt zien rond de ijsbaan? Ooievaars, roofvogels, heggenmussen die lekker zitten te kwelen in de naaldbomen.

De Jaap Eden is een hele groene baan. Ik geef er dagelijks schaatsles en elke ochtend fiets ik er met vrolijk en fris gemoed naartoe. Dat is na ruim veertig jaar nog steeds zo.

 

In 1978 verhuisde ik vanuit de Krimpenerwaard naar Amsterdam. Ik ging sociale geografie studeren. Dat kon maar in een paar steden, maar het moest en zou een stad zijn met een ijsbaan. Thuis had ik er geen in de buurt, toen kon ik alleen schaatsen als er natuurijs lag. Dat eerste jaar in Amsterdam was het echt aftellen naar de dag dat de ijsbaan openging.

Drie keer per week fietste ik vanuit Uilenstede die ruim tien kilometer, en weer terug. Destijds had de Jaap Eden niet per se een magische lokroep, maar inmiddels is dat wel anders. Sinds ik trainer ben sta ik twintig tot dertig uur per week op het ijs. Ik heb het laatst nog uitgerekend: ik moet al zo’n negenduizend mensen schaatsles hebben gegeven.

Ik plan mijn trainingen altijd met de nodige tussenuurtjes. Dan ga ik tussen de lessen door zelf schaatsen. De accu opladen en weer door. Of even schaatsen slijpen, of een boterhammetje eten. Ik woon op een paar minuten fietsen, het komt ook geregeld voor dat ik op een dag vier of vijf keer op en neer rij. Drink ik thuis even koffie en ben ik een uurtje later weer op de baan.

Vervelen doet het schaatsen nooit, het plezier neemt zelfs alleen maar toe. Dat gesprek met het ijs blijft fascineren. Jij doet iets met je lichaam, het ijs geeft reactie. Daar raak ik nooit op uitgestudeerd.”

Cato. Beeld Ivo van der Bent
Cato.BEELD IVO VAN DER BENT

Cato Oosterhoff (11), scholier, woont in Oost, schaatst één à twee keer in de week.

“Ik was zes jaar toen ik in de kerstvakantie voor het eerst op schaatskamp ging. Dan gingen we elke dag naar de Jaap Eden IJsbaan en daar kregen we les. Ik vond het niet metéén leuk, maar ben toch doorgegaan de jaren erna. En gelukkig maar, want hoe beter je het kan, hoe sneller je gaat.

Ik zit in groep 8 van de 5e Montessorischool Watergraafsmeer, en vanaf groep 3 schaatsen we ook elk jaar twee keer met school. Daarom kan iedereen in mijn klas ook schaatsen. In ieder geval een beetje en dat maakt het extra leuk. Dit jaar zijn we maar één keer geweest, omdat het niet anders kon.

Er ging een stagiair van school mee en die kon helemaal niet schaatsen. Die schaatste de hele tijd langs de reling.

Nu zit ik bij een echte vereniging, HCA, in een groepje met jongens en meisjes van mijn leeftijd. Dat betekent dat ik elke zaterdag op de ijsbaan kan schaatsen. We leren pootje over en lange slagen maken. Dat eerste is moeilijk, lange slagen maken niet. Soms doe ik thuis wat extra oefeningen met mijn moeder, die schaatst ook op de Jaap Eden. En af en toe kan ik ook vrij schaatsen met mijn zusje. Ik ben blij dat ik elke week naar de ijsbaan kan, dan gaat er tenminste nog iets door. Voor de rest is alles op pauze gezet.

Natuurijs vind ik niet per se leuker dan de ijsbaan. Ik heb weleens op de grachten geschaatst, en op een meertje. Het ijs is dan heel anders, een stuk ruwer en af en toe heel dun. Ook lag er ganzenpoep op het meer. Het is wel fijn als het echt koud is. Dan is het ijs harder en kun je sneller.”