Rijden voor arme mensen

Gosse Roos

Mijn kennismaking met het schaatsenrijden, de oprichting van de N.V.B.H.S. en medeoprichting van de H.C.A. Geboren en, tot mijn 16e jaar (1925), getogen op het eiland Terschelling, leerde ik het schaatsen op m’n 8ste jaar. Dat eerste krabbelen begon op de Friesche schaatsen van mijn moeder, merk “De Ruyter” in de winter van 1917. In 1918 was het ook mogelijk om te rijden en ik won toen al een wedstrijdje voor kinderen onder de tien jaar. De afstand was zo’n 60 meter. Ofschoon ik het zelf zeg, was ik nogal “raps” op de schaats.

Een van de 1e vermeldingen van HCA

Toen ik 15 jaar was en eigenlijk nog bij de kinderen moest rijden, zei mijn vader eens :”Doe jij maar met de mannen mee, dan kan je rijden voor de arme mensen”. Zij kregen dan naar gelang de prijzen waren gevallen, wat levensmiddelen van de club. Ik werd 2e met minimaal verschil tegen een jonge man van 25 jaar. Mijn eerste ervaring met de K.N.S.B. was niet erg plezierig. Ik denk dat het in 1933 was, toen er een wedstrijd op de korte baan, 160 m. dus, werd uitgeschreven door een niet bij de K.N.S.B aangesloten vereniging. Ik werd 1e, en bij de prijsuitreiking zei ik dat ik als amateur van de K.N.S.B. geen geldprijs mocht aannemen, en of zij voor dat geld geen horloge wilden kopen, maar dat ging niet. Later heb ik dat geld toch maar aangenomen, maar ben waarschijnlijk verraden door een donateur van de K.N.S.B. Gevolg: Een schorsing van 5 jaar. Met de schaatsenrijderij op internationaal niveau ging het povertjes. Wij moesten nog altijd teren op de formidabele prestaties van de kampioenen als Jaap Eden en Coen de Koning. In 1929 nam men toen het bewonderingswaardige initiatief tot het oprichten van de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van het Hardrijden op de Schaats. Er kwamen meer gerichte droog- en ijstrainingen, met als gevolg verbeteringen van de prestaties op internationaal gebied. Ik noem slechts enkele namen: Broekman, van de Voort, Huiskes en Maarse. De Noren zeiden toen dat de hegemonie zich aan het verplaatsen was. Direkt na de oprichting werd een drie weekse reis naar Oslo georganiseerd. Ja, dat kostte, schrik niet, F135,-, reis en verblijf inbegrepen. De reis werd per trein gemaakt (De trein niet vernield). Op het ijs waren wij helemaal op ons zelf aangewezen. In het begin hadden wij geen trainer en moesten het zien te leren van het kijken naar de Noren. Als wij ’s avonds gingen trainen, want dan waren er de meeste Noren, kwam ook wel eens Oscar Mathiessen op de baan. De legendarische oud wereldkampioen gaf ons dan nog wat adviezen.

De drie gebroeders Roos aan het trainen, waar nu Buitenveldert is vlnr. Gosse, Henny en Jan Roos

Door nu maar eens een grote stap in de tijd te nemen zijn wij beland in 1960, toen waren de wereldkampioenschappen in Gothenburg. Nu is er al zoveel over dit W. K. geschreven dat ik mij tot enkele details wil beperken. Zoals later bleek heeft het winnen van dit kampioenschap door Henk v.d. Grift grote gevolgen gehad voor de schaatssport. De huldiging direkt na de wedstrijd op de baan in Gothenburg zal mij echter altijd bijblijven. Wij gingen met een stuk of veertig Hollanders de baan op, de fakkels werden aangestoken, en de lichten gedoofd. Toen het Wilhelmus werd gespeeld stonden wij met z’n allen rondom de winnaars mee te zingen. Ja dat was geweldig. Hierna werd van alle kanten gezegd: “Zie je wel dat we nog kampioenen kunnen voortbrengen”. Het gevolg was dat er stemmen opgingen om ook in Holland een kunstijsbaan te realiseren.

Gosse Roos in Noorwegen bij het beeldje
van de legendarische Oscar Mathiessen

Mijn broer Henny Roos trok de stoute schoenen aan en stelde een geflatteerde begroting op, waar hij vooral wat het aantal bezoekers betrof, zelf niet helemaal in geloofde. Groot lef gaf toen de doorslag tot het aanleggen van de Jaap Eden baan. Na een jaar exploitatie bleken er zelfs 280.000 bezoekers te zijn geweest, terwijl er op hoogstens 200.000 was gerekend. De Jaap Eden baan werd op 22 december 1961 officieel geopend. Tot die tijd was de afdeling Amsterdam van de N.V.B.H.S. nog altijd overkoepeld door het gezag van het hoofdbestuur.

Een echte club voor Amsterdám was er nog niet. Vooral de Heer Gerard Witteveen heeft zich er steeds erg voor beijverd om daar gestalte aan te geven. De uiteindelijke oprichting, dus ook het benoemen van een bestuur en voorzitter van de H.C.A. geschiedde in 1962 in Hotel De Rode Leeuw aan het Damrak te Amsterdam. De Heer Witteveen werd tot secretaris gekozen en ikzelf tot voorzitter. Meteen werden op de zaterdag ochtenden vanaf 7.00 uur trainingen georganiseerd onder lei-ding van vier trainers. Wij hebben als club in die tijd veel kunnen doen, voor zowel de opkomende jeugd als de meer gevorderden. Hierdoor werd het peil in z’n geheel behoorlijk opgevoerd. Op de laatste reunie, in De Skeeve Skaes, ter viering van het 25 jarig bestaan, is mij opgevallen dat de H.C.A. springlevend is. In volle ernst wil ik jullie H.C.A. tot in lengte van dagen een produktief bestaan toewensen en vergeet vooral niet de prettige sportsfeer te bewaren. Een goede sport werkt mee aan de verbroedering van de mensen.

Met sportgroeten, Gosse Roos.


Afdeling Amsterdam

Onderstaand artikel werd overgenomen uit het clubblad “de Hardrijder” van mei 1961 en werd geschreven door wijlen Herman Buyen

Woensdag 22 februari werd de laatste training van het seizoen gehouden. Hoewel ik, evenals verschillende voorgaande jaren, moest memoreren dat er helaas weer geen behoorlijk ijsseizoen is geweest, was de stemming van de deelnemers der training opgewekter dan anders aan het einde van het seizoen. Het bekend worden van het feit dat er in Amsterdam een grote kunstijsbaan komt zal hieraan niet vreemd zijn. Nu zullen in de toekomst ook degenen die niet in de gelegenheid zijn naar het buitenland te gaan kunnen rekenen op ijs onder de schaatsen in het komende seizoen.

Wij Amsterdammers in de eerste plaats moeten de initiatiefnemers van de Stichting Sportinitiatieven Amsterdam die er voor gezorgd hebben dat er een grote kunstijsbaan aan de Kruislaan komt zeer dankbaar zijn. De Nederlandse Sportfederatie en de gemeente Amsterdam die gelden en terrein etc. beschikbaar stellen mogen we hierbij natuurlijk ook niet vergeten. De totstandkoming der ijsbaan in Amsterdam maakt het voor ons noodzakelijk het beleid ten aanzien van de training te veranderen. Er is besloten vroeger dan anders te beginnen met de z.g. voortraining. Deze zal drie maal per week gehouden worden. In het Amsterdamse bos op zaterdagmiddag en maandagavond. Op woensdagavond in het Barlaeus gymnasium. De Bostrainingen vangen aan op 26 augustus a.s. Zaterdagsmiddags half drie, en maandagsavonds op 28 augustus half acht. Deze trainingen gaan door tot dat de ijsbaan geopend wordt. Er zal in het algemeen zo veel mogelijk in groepen getraind worden. Dit vooral omdat het trainen op de ijsbaan in zo klein mogelijke groepjes moet geschieden. Zo veel mogelijk trainers zullen worden ingeschakeld. Een aparte damesgroep zal bij voldoende deelname gevormd worden. De trainers zullen over het te volgen beleid gezamenlijk nog overleg plegen. Hoeveel trainingsgelegenheid we op de ijsbaan krijgen is natuurlijk nog niet te zeggen.
De streefdatum voor opening is 1 november. Wij zullen natuurlijk trachten zo veel mogelijk tijd beschikbaar te krijgen om behoorlijk te kunnen trainen. Onze leden wil ik aanraden de zomer niet in rust door te brengen. Beoefen een zomersport die voor een schaatser goed is als training, b.V. wielrennen of roeien. Een zwaar wedstrijdseizoen is niet gewenst. In het afgelopen seizoen was de belangstelling voor onze training nagenoeg even groot als vorig jaar ondanks de vele kwakkelwinters. Meer Amsterdamse rijders dan ooit maakten een trainingsreis naar het buitenland. In totaal twaalf. Aan een nieuwe trainingsreis zullen we nog maar niet denken. Eerst zien, wat de nieuwe kunstijsbaan voor ons gaat worden. Dat er door deze baan weer Amsterdamse rijders aan de top van onze hardrijderij zullen komen.


Eerste wedstrijd in Amsterdam

Deze was voorzover bekend in 1838, in het Algemeen Handelsblad van Januari van dat jaar stond namelijk de volgende advertentie:

Hardrijderij op schaatsen. Op den 1 sten Februarij zal ondergetekende, kastelijn in de Herberg Het Kalfje, des Middags ten Een ure, laten verrijden: Een zilveren tabaksdoos, tot prijs, en een zilveren sigaarkoker, tot premie. De liefhebbers, welke mede willen dingen, moeten zich ten 12 ure aanmelden. J. Haverman.

1864 Hardrijderij op de Amstel

De vroegste tekening waarover wij konden beschikken is er een uit 1864. Uit de archieven het volgende citaat:

Tegen Dinsdag 19 Januari werd een groote hardrijderij op schaatsen georganiseerd, “geheel ingerigt op de wijze als in Friesland gebruikelijk is” voor mannen boven de 18 jaren, op den Buiten-Amstel. De baan werd rijk georneerd met vlaggen en een korps muziek zou den wedstrijd opluisteren. Nooit had men zoo iets gezien. Er was een prijs uitgeloofd van F 100,- en een premie van F 30,-. Niet minder dan 110 deelnemers hadden zich laten inschrijven, de jongste telde 18, de oudste 61 jaren. De baan had een lengte van 150 el.

De verslaggever van het Handelsblad schijnt niet tot het einde te zijn gebleven en hij was zeer voorzichtig, hij schreef:

Voor zoo ver ons bekend, is het feest in beste orde afgeloopen en heeft men geen enkel ongeval te betreuren”

Deze aantekening wekt het vermoeden dat dit laatste in die dagen iets bijzonders was.


Zakopane

Dit verslag is overgenomen uit het H.C.A.-nieuws van oktober 1970 en is geschreven door Johanna Trooster en Dirk Zuidert Sr.

Op 20 januari 1970 ontving de H.C.A. een uitnodiging van Poolse schaatsbond om een juniorengroep aan wedstrijden in Zakopane (gelegen aan de Poolse zijde van de Hohe Tatra) te laten deelnemen.

De uitnodiging werd aangenomen en Johanna Trooster en Dirk Zuidert werden bereid gevonden om met drie meisjes en drie jongens vijf dagen in Zakopane door te brengen om aan wedstrijden om de Hohe Tatra-bokaal deel te nemen. Behalve Polen zouden ook Duitsers, Tsjechen en Roemenen aan de wedstrijden deelnemen.

De Nederlandse afvaardiging reisde per trein. Hoewel de reis voor een groot gedeelte door een vrij eentonig landschap voerde, bleef hij steeds zeer interessant door de grensbewakingen en de controles bij de verschillende grenzen: de Bands-republiek met de D.D.R., de D.D.R. met West-Berlijn, WestBerlijn met de D.D.R. en de D.D.R. met Polen. Daar de onderlinge afstanden tussen deze grenzen niet zeer groot zijn en men bij elke grens enige 13 malen gecontroleerd wordt, de visumformulieren moet invullen en spoorkaartjes moet tonen, behoeft men zich onderweg niet te vervelen, doch indien men ’s nachts in zijn couchette deze reis maakt, wordt men elk ogenblik gewekt om iets te laten zien of in te vullen.

Na in Berlijn overgestapt te zijn en na enige uren het vrij saaie OostDuitsland verlaten te hebben, passeerde het gezelschap de Poolse grens bij Frankfurt aan de Oder en bereikte, oostwaarts rijdend, de stad Poznan (voorheen Posen), alwaar weer overgestapt werd in een trein in zuidelijke richting naar Katowice. Het gezelschap arriveerde midden in de nacht in Katowice, alwaar twee uur gewacht moest worden op de aansluitende trein. De schaatsers begaven zich naar de wachtkamer, waar direct een groot aantal mensen om hen heen dromde. De Nederlanders werden met vragen overstroomd en hadden hun halve garderobe aan de bevolking kunnen verkopen; vooral hun truien trokken grote belangstelling. Intussen werden zij getrakteerd op thee, die vermengd werd met een beetje Wodka.

Met een electrische voorstadtrein werd vervolgens naar Krakau gereden; een stad, die ongehavend uit de oorlog te voorschijn is gekomen met een zeer mooie historische kern en met in de nabijheid het beroemde Wawel-kasteel dat thans als museum in gebruik is. Helaas was er geen tijd om deze stad te bezichtigen. Omdat er vanuit Krakau slechts enige malen per dag een lokaal treintje naar Zakopane rijdt, “een stoomtrein met coupé rijtuigen voorzien van houten banken, waarin de plaatselijke bevolking zichzelf en de producten des velds samen stouwt”, werden twee taxi’s gecharterd, die het gezelschap voor circa drie en een halve gulden per persoon naar het 1 00 km verwijderde Zakopane brachten. In het prachtige nieuwe Sporthotel werd onderdak gegeven. In verband met de vele wedstrijden die er in die tijd plaats vonden, waren in het hotel allerlei sportlieden, zoals schermers, boksers, wielrenners en skiërs ondergebracht. Uit gesprekken met hen vloeiden vele leuke contacten voort. Juist de Nederlanders werden zeer enthousiast ontvangen. De organisatoren kregen zelfs onderling onenigheid over wie zich met hen moest bemoeien. Onze groep werd 14 rondgeleid in de plaats zelf en in de omgeving ervan. Zakopane is niet erg. groot en ligt tegen de bergen aan, welke nogal ontoegankelijk zijn, waardoor er dan ook geen weg bestaat naar het nabije Tsjechoslowakije, dat juist aan de andere zijde van de Hohe Tatra ligt. De vele houten huisjes en kerken, die men in de omgeving tegenkomt, zijn van een speciale bouwstijl welke kenmerkend is voor die streek. Over de besneeuwde wegen rijden arrensleeën en een kabelbaan brengt de toeristen een eind de bergen in. Het is een luxe vakantieplaats voor vele Polen. Naast de moderne kleding en de charmante opmaak van de vakantiegangers ziet men er echter ook nog oude vrouwtjes met hun doorgroefde gezichten, gekleed in lange zwarte jurken, hun hoofd verborgen in een omslagdoek. De wedstrijden waren voor de Nederlandse ploeg een groot succes: alles werd gewonnen. Zowel één van de Nederlandse meisjes als één van de Nederlandse jongens won de bokaal. Bovendien kregen alle deelnemers mooie cadeaus.

Uit deze ontmoetingen vloeiden vooral goede contacten met de Tsjechen voort. Uit Amsterdam was reeds een ploeg uitgenodigd voor wedstrijden, die een week later in Svràdká in Tsjechoslowakije gehouden zouden worden. Aan de Nederlandse ploeg werd nu echter gevraagd of zij nog als tweede Nederlandse ploeg daarheen wilde komen. Dit aanbod werd natuurlijk niet afgeslagen. Na een zeer hartelijk afscheid van de Polen werd de terugreis aanvaard. Een Poolse begeleider zorgde voor een voorspoedige tocht naar Poznan. Hierna kwam de trein door de vele grensmoeilijkheden (niet alleen aan de Duitse, maar ook aan de Russische grens, die door het gehele land doorwerken) steeds verder te laat, met als gevolg dat bij aankomst in Berlijn de aansluitende trein al vertrokken was. De volgende ging pas twaalf uur later. Om het gezelschap bij elkaar te houden, werd de verdere dag maar op de stations doorgebracht. Eerst een aantal uren op het Ostbahnhof, waar de groep aangekomen was. Vervolgens, na met de S-bahn erheen gereden te zijn, op het station Friedrichsstrasse. Dit is het station waar men als reiziger zonder auto gewoonlijk de grens tussen west en oost passeert. De Westberlijnse U-bahn, die gedeeltelijk onder Oostberlijns grondgebied doorrijdt, heeft hier het enige station in de oostzone, dat nog geopend is. De reizigers, die de zonegrens hier passeren, kennen allen goed de wachtkamer, waar men door de strenge pascontrole vaak meer dan een uur moet wachten. De verveling en de vermoeidheid van het gezelschap werden zo groot, dat dit wel als het dieptepunt van de reis aangemerkt moet worden. De trein, die na twaalf uur zou komen, vertrok twee uur te laat; maar uiteindelijk kwam ieder toch weer thuis, vermoeid, doch gezond en met vele prettige herinneringen.

Na een week vertrokken wij weer met tien schaatsers, uitgerust, met frisse moed en vol optimisme naar Tsjechoslowakije om ook daar te laten zien wat we konden presteren. Tot de Tsjechische grens verliep de reis (via Nürnberg) voorspoedig. Bij de Tsjechische douane echter kwam er een abrupt einde aan de escapade. Juist voor onze aankomst was bekend gemaakt, dat alle reizigers uit West-Duitsland een pokkenbriefje moesten kunnen tonen in verband met enkele gevallen van pokken in dat land. We hadden deze briefjes niet in ons bezit en wat we ook zeiden of deden, de groep moest terug. In een autobus, hotsend en glijdend in de donkere nacht, door smeltende sneeuw, werd via landweggetjes de Westduitse grens bereikt, vanwaar men met taxi’s naar de bewoonde wereld gereden werd. Na twee dagen was iedereen weer in z’n vertrouwde huis terug.

Het mislukken van deze tocht was financieel ook een grote pech. Terwijl het verblijf aldaar door het uitnodigende land wordt betaald, dienen de deelnemers zelf de reiskosten te betalen. Wij willen vanaf deze plaats de meisjes en jongens nog eens hartelijk bedanken voor de sportieve wijze waarop zij deze teleurstelling hebben verwerkt.


Nachtprestatietocht