Na een viertal winters, waarin het schaatsen op natuurijs beperkt bleef tot een middag, een ochtend, of als het meezat een hele dag, werden dit jaar de liefhebbers verwend met een wind die bijna 2 weken uit de juiste richting kwam. Daarbij kwam ook nog dat er nauwelijks sneeuw viel en er geen wind stond bij het opvriezen. Dit leverde een ijsvloer op waar de ijsmeesters van de Jaap Edenbaan stil van zouden worden: paradijselijk en spiegelglad.
Bij het zien hiervan vergeet iedere schaatser wat hij of zij aan het doen was om vervolgens met lange slagen op weg te gaan naar de horizon. Welnu, dat laatste bleek een probleem; Koning Thialf was namelijk aan een meesterwerk begonnen, maar had na een paar nachten geen zin meer om het geheel af te maken met een periode met strenge vorst. Geen lapwerk dus maar half werk; niet doorgewinterd.
Ik had gehoord dat er op donderdag 19 en vrijdag 20 januari al wat geschaatst werd in Ankeveen, besloot de weekenddrukte aldaar te mijden en toog de volgende dag met partner Annelies naar de Knardijk. De Oostvaardersplassen zijn erg uitgestrekt en meestal tezelfdertijd als Ankeveen beschaatsbaar. Bij de grote plas stond welgeteld 1 auto en onderaan de dijk stond een tas op een spiegelgladde ijsvlakte; de bijbehorende schaatser was nergens te zien. Hij moet heel licht zijn geweest, want het ijs hield mij niet bij de ondiepe kant.
Bij de kleine plas zag het er beter uit; er stonden tientallen auto’s bij het informatiecentrum en op het ijs bevonden zich even zoveel schaatsers. Bij het uitstappen passeerde ons een schaatser die een waterspoor achterliet; hij was door het ijs gezakt en tot aan zijn nek nat geworden. We kwamen van hem te weten dat je beter niet te dicht bij de kant kon komen, maar dat ook het gedeelte van de plas verder van de dijk gevaarlijk was.
Dit bleek op het ijs waar bij iedere stap die je zette een vervaarlijk gekraak klonk en scheuren in het ijs sprongen. Heel handig was dat alle echt gevaarlijke plekken met een duidelijk wak aangegeven waren. Een poging om het meer te ronden gaven we op, omdat het gekraak ons te gortig werd. Op de terugweg bogen we ons over de vraag, waarom het kraken ons minder als muziek in de oren klinkt dan pakweg 10 jaar geleden. Heeft het met de 60+ leeftijd te maken, zit het tussen de oren of is er een verband met minder kraakbeen? Het traject parallel aan de dijk van zo’n 500 meter hebben we daarna nog enkele keren geschaatst maar na een uur hielden we het voor gezien. Om toch aan onze sportieve taks te komen, hebben we daarna nog een Oostvaarderswandeling gemaakt: viel ook tegen.
Maandag de 23ste januari waagden we een tweede poging en gingen we naar Holysloot. Ook hier weer fantastisch ijs en tot onze verrassing was het niet gevaarlijk, maar ook helemaal niet druk: iedereen had blijkbaar de mond gehouden om het ijs niet onnodig te belasten. Het superijs strekte zich uit van de sloot naar het Ransdorper Die tot aan Uitdam: 4 kilometer minstens! Tot 2 uur s’ middags hebben we hier genoten, totdat de dooi inviel binnen een tijdsbestek van een uur.
Dit leek een prachtig slotakkoord van deze winter, maar er kwam nog een verrassing aan; na een paar dagen dooi kon er op vrijdag de 27ste nogmaals geschaatst worden en vanwege de uiterst gunstige ervaringen in Holysloot gingen we daar weer heen. Al het dooi- en regenwater was weer opgevroren tot een spiegelende vlakte: vakwerk of misschien moeten we zeggen vlakwerk. Het geheim van het Holysloter ijs begon nu duidelijk uit te lekken, want het was nu een stuk drukker en diverse HCA- ers waren eveneens aanwezig, waarvan een paar al om kwart voor 8 op de fiets uit Amsterdam vertrokken waren: liefhebbers.
In dit schaatsparadijs hebben we ons kostelijk vermaakt en konden we ons op een schilderij van Avercamp wanen, met als bijzonder toevoeging dat er ook iemand met een drone bezig was. In de middag begon het weer minder te worden en bovendien kregen we een niet te stuiten verlangen naar erwtensoep. Hieraan kon worden voldaan in het mooie eet- & drinklokaal van Holysloot: de winter van 2017 is (voorlopig) voorbij.