Daarover ging het de tweede dag van de cursus over topsport, in het kader van de Olympische Spelen. Spreker was dr. Raôul Oudejans, van de faculteit Gedrags- en bewegingswetenschappen aan de VU. Mentale druk, presteren onder hoogspanning, brengt een ketting van reacties te weeg. Het kan leiden tot angst, stress en spanning – die kunnen weer leiden tot veranderingen in aandacht – en die verandering in aandacht kan leiden tot slechtere prestaties.
Er zijn twee aandachtssystemen: doelgerichte aandacht (voor de taak) en stimulusgedreven aandacht (aandacht voor alles wat buiten de taak valt). Die stimuli kunnen afleiden van de aandacht voor de taak – kunnen m.a.w. een soort stoorzenders zijn.
Hoe verkeerde gedachten of instructies kunnen storen werd met een experiment aangetoond.
Twee verschillende groepen, van wie de oogbewegingen en dus de blikrichting werd gemeten, moesten penalty’s nemen. De beste manier om dat te doen was om even naar de keeper te kijken, en daarna naar de open ruimte waarheen je de bal wilt schieten. Dat is ook wat de best presterende groep deed.
Maar de andere groep kreeg vlak voor het nemen van de penalty de instructie: ‘Schiet niet te dicht bij de keeper’. Wat was het gevolg? Die groep keek even naar de keeper, daarna naar de open ruimte – en daarna opnieuw naar de keeper. Waardoor ze juist dichter bij de keeper schoten, die zodoende vaker de penalty stopte.
Focussen op het doelwit, angst voorkomen of verminderen, dat is wel degelijk te leren door te trainen onder druk. Je kan die druk namelijk simuleren. Bij de politie is een experiment gedaan door agenten te laten schieten op een bewegende pop, die uiteindelijk ook terugschoot (met een soort rubberkogels). Bij die confrontaties ging de blikrichting van de agenten aanvankelijk allerlei (verkeerde) kanten op. Maar na een paar keer trainen waren ze al beter in staat om kalm te blijven en te focussen op het doelwit.
Een ander voorbeeld is wat Guus Hiddink deed met het Zuid-Koreaanse elftal. Bij de openbare trainingen zat het stadion vol met fans en supporters. Hiddink liet zijn spelers rustig trainen aan één kant van het stadion, maar af en toe stuurde hij één van zijn spelers naar de andere kant, om daar een penalty te nemen. Al was het geen wedstrijd, die speler stond daar wel degelijk onder druk. Dit als bijdrage aan de discussie over de vraag of het nemen van strafschoppen onder druk nu wel of niet te trainen is. Het antwoord is ja, met enige creativiteit, zoals Hiddink die liet zien.
En ten slotte: dit alles is niet aangeboren – het moet en kan worden geleerd en getraind.
De tweede lezing die middag had als titel:
MENTALE UITDAGINGEN VAN OLYMPISCH FORMAAT
gegeven door drs.Vana Hutter, eveneens van de faculteit Gedrags- en bewegingswetenschap aan de VU.
‘At the Olympics everything is a performance issue’, schijnt in dit verband een bekende uitspraak te zijn. Bedoeld wordt: bij de Spelen is de mentale component cruciaal.
Want er komt nogal wat op de atleten af. Om te beginnen staan ze onder enorme druk. Een Olympische medaille heeft nu eenmaal meer status dan alle andere, en de kans om er een te winnen doet zich maar eens in de vier jaar voor. Er zijn veel afleidende elementen: in het Olympisch dorp kan je zomaar Usain Bolt tegenkomen, of wie dan ook. Je hebt geen of weinig privacy, er zijn logistieke uitdagingen, wat weer leidt tot afwijkende routines. En ten slotte kunnen er allerlei onverwachte gebeurtenissen plaatsvinden.
Goede sporters, geboren winnaars, hebben de benodigde eigenschappen om hier mee om te gaan. Ze zijn optimistisch, en hoopvol gericht op hun doel. Ze hebben een positieve vorm van perfectionisme. Ze zijn competitief, hebben zoals dat heet, sport-intelligentie, wat betekent dat ze van hun ervaringen kunnen leren. Ze hebben zelfvertrouwen, vertrouwen in de juiste uitvoering van hun bewegingen (zoals b.v. Dafne Schippers erop vertrouwt dat ze de gewenste ontspanning bereikt in haar lopen). Ze hebben body awareness en self awareness, d.w.z. ze weten hoe ze met spanning en angst moeten omgaan, en hoe met pijn en uitputting. Dat is nogal wat, en hoewel je een deel van deze kwaliteiten kunt leren en trainen, is een deel ervan ook onderdeel van iemands unieke persoonlijkheid.
Wat je bijvoorbeeld kunt leren is het stellen van de juiste doelen, en dat vertalen in een plan. Dus niet: ik ga kampioen worden; want dat is mede afhankelijk van anderen. Maar bijvoorbeeld: ik ga dat en dat trainingstraject in, m’n sterke punten uitbuiten, fouten vermijden, de perfecte race rijden. En ik ontwikkel strategieën om afleiding en ongewenste gedachten buiten te sluiten. Dat alles is te leren.
Terug naar de Spelen. Er is een studie gemaakt van verschillende types Olympische deelnemers. Vaak bleek iemand bij zijn of haar tweede Spelen succesvoller, omdat dan de ervaring een steun kan zijn. Vaak ook nam iemand na succesvolle Spelen een pauze, om na die break met een nieuwe aangepaste strategie terug te komen: wat zijn mijn sterke punten, wat werkt en wat niet – hoe ga ik het aanpakken?
Al met al begonnen wij ons na deze lezing steeds meer te verheugen op de komende Spelen.
Zoals ik al zei: wordt vervolgd – er komen nog twee colleges.