Zenuwen. Iedereen heeft ze. Een zenuw is een onderdeel van het perifere zenuwstelsel en bestaat uit gebundelde uitlopers van zenuwcellen. Zenuwen geleiden zowel signalen van de hersenen via het ruggenmerg naar de spieren, waardoor de spieren samentrekken, als informatie van de zintuigen naar het ruggenmerg en de hersenen toe (bron: Wikipedia). Ik ga het over een ander soort zenuwen hebben. Zenuwen die niet iedereen heeft. Zenuwen waardoor je je slap voelt voor de wedstrijd. Zenuwen waarvan je gaat gapen. Zenuwen waardoor je soms wel vier keer achter elkaar naar de WC moet. Zenuwen die ervoor zorgen dat je ergens ontzettend tegenpop ziet. Die zenuwen heb ik altijd voor een schaatswedstrijd. Hoe onbelangrijk de wedstrijd ook is, de zenuwen zijn er altijd.
Dit weekend stond voor mij de belangrijkste wedstrijd van het seizoen op het programma. Het NK masters allround voor Heren Senioren B in Alkmaar. Dat zijn mannen van tussen de 30 en 40 jaar oud. Ik ben ruim in de 39, dus mag dit jaar voor het laatst meedoen in deze categorie. Zaterdag 16 februari sta ik aan de start voor een 500 en een 3.000 meter en zondag 17 februari moet ik een 1.500 meter rijden en misschien ook wel een 5.000 meter. Dat zou dan de eerste in 19 jaar zijn. Van het idee alleen al krijg ik de koude rillingen.
Zaterdag 16.00 uur. Britt en de kinderen gaan met de fiets naar de Jaap Edenbaan voor het Jeugdschaatsen en het zaterdag trainingsuur. Ik zou heel graag met ze ruilen, maar moet eraan geloven. Ik stap in de auto en rijd heel rustig naar Alkmaar. De wedstrijd begint pas om 18.00 uur, maar ik ben graag supervroeg. Die zenuwen weer. Aangekomen in Alkmaar ontdek ik dat ik van 17.20 tot 17.35 uur kan inrijden. Dus toch een beetje “haast”.
Aan deze wedstrijd doen drie (ex)profschaatsers mee. Op basis van hun seizoentijden is een podiumplaats voor mij volkomen onrealistisch. De best haalbare positie is de vierde plaats. Daar ga ik dan ook voor. Op de 500 meter rijd ik mijn beste seizoentijd. 41,22. Niet snel, maar ik ben tevreden. Zeker gezien mijn liesblessure. De start ging goed. Ik sta zesde in het algemeen klassement. Nu begint het inhalen.
Tijdens het infietsen voor de 3.000 meter kom ik een bekende tegen. Bertus, mijn HCA trainer op de zaterdag blijkt nóg een hobby te hebben. Bertus is sportfotograaf. Zijn gigantische fototoestel houdt hij vast alsof het een pasgeboren baby is. Hij vertrouwt mij toe dat het fototoestel waardevoller is dan de duurst denkbare schaatsen. Bertus noteert mijn emailadres om mij later, na sortering en bewerking, de foto’s te mailen. Ik moet bekennen: daar kijk ik reikhalzend naar uit! Eindelijk eens mooie foto’s. Het lukt mijn supporters (pa, ma, Britt) nooit om een foto te maken waar ik daadwerkelijk óp sta. Meestal ben ik al voorbij of ben ik een soort langgerekte zwart-oranje “vlek”.
Ruim anderhalf uur na de 500 meter sta ik aan de start van de 3.000 meter. Vroeger was dat mijn ergste nachtmerrie. In januari reed ik in Leeuwarden vrij relaxt naar 4.19, dus daar put ik moed uit. Ik mag het in Alkmaar opnemen tegen Otto van der Pol. Eén van de drie toppers op de startlijst. Ik ken Otto nog van de tijd dat ik in de Jaap Edenselectie zat. Hij zat toen in het gewest bij Eddy Verheijen. Otto gaat er als een speer vandoor. Zijn opening gaat in 20,0. Ik open in 21,0. Het ijs is aangeslagen en glijdt niet. Ritme hoog houden dus. Ik blijf de eerste ronde enigszins in de buurt bij Otto. Hij klokt 31,0 en ik volg met 32,0. Dan besef ik dat ik veel te hard ga. Zeker op dit ijs. Nog 6 rondjes. Dit gaat pijn doen. Ik laat de rondetijd oplopen van 33,0 naar 34,1 naar 34,5 om te eindigen met drie lage 35’ers. Coach Marc Hakkeling van de Loon Masters Amsterdam sleept mij er doorheen. Ook hoor ik Bertus tijdens het foto’s maken naar me schreeuwen in de bocht. Ik finish in 4.20,63. Slechts één seconde boven mijn pr van Leeuwarden. Zeer tevreden, vierde plaats. Otto komt over de streep in 4.08 en de andere twee kanonnen klokken 4.02 en 4.05.
Op de terugweg in de auto voel ik mij euforisch. Het tegenovergestelde van zenuwachtig. Heel ontspannen en goed gehumeurd. Ik bel uitgebreid met mijn moeder en we hebben het over van alles en nog wat, maar vooral over schaatsen. Vlak voordat ik vertrok uit Alkmaar ontving een appje van Britt: “Siem mag zijn eerste wedstrijd rijden vanavond!”. Wauw! Siem is pas 6. Hij mag meedoen aan het jeugdschaats wedstrijdje op zaterdag. Inmiddels heeft hij de 100 meter al gedaan in 19,8 en ik race van de ijsbaan in Alkmaar naar de Jaap Edenbaan om op tijd te zijn voor zijn 300 meter. Helaas kom ik net te laat aan. Josje heeft Siem even tussendoor laten starten zodat het niet te laat zou worden. Siem vond het helemaal geweldig! Hij wil nu ook op wedstrijdschaatsen. Nou, eerst nog maar een jaartje jeugdschaatsen hoor. Of twee.
De nacht van zaterdag op zondag kenmerkt zich weer door zenuwen. Daar zijn ze weer. Ik slaap onrustig. Mijn lijf zit vol adrenaline. Ik maak raceplannen voor de 1.500 meter terwijl ik zou moeten slapen. Al met al geen beste voorbereiding voor dag twee van het NK. Dat stemt mij ’s ochtends niet vrolijk. De zenuwen beginnen weer. Vandaag gaan mijn supporters Ben, Siem en Britt mee naar Alkmaar, dus dat is een mooi vooruitzicht.
We stappen om 16.00 uur allemaal in de auto naar Alkmaar. Als we aankomen, blijkt het vandaag pas om 18.45 uur te beginnen. Het wordt een lange avond. Na het inrijden maak ik mij klaar voor de 1.500 meter. Vandaag wordt ik gecoacht door Peter Jongejans van de Loon Masters Hoorn. Leuk weetje: Peter is nog steeds houder van het 100 meter baanrecord op de Jaap Edenbaan. Hij klokte op 28 januari 1990 op vaste schaatsen (!) 9,88 op die afstand.
Ik sta vijfde in het klassement en moet 1,5 seconden goedmaken op de nummer vier om die positie van hem over te nemen. En hij is een stuk jonger dan ik. Zijn 500 meter was sneller dan de mijne, maar op de 3.000 meter was ik een fractie sneller dan hij. Ik ga er vol in. Ik open 26,6 en het eerste rondje komt makkelijk (30,2). Daarna is het lijden. Met een lange IJ. Het is zwaar en de rondetijden lopen op. Peter en Bertus schreeuwen mij naar de finish. Peter met zijn rondebord in de hand en Bertus tijdens het maken van de foto’s. Nu maar hopen dat die gelukt zijn. Ik finish in 2.03,48. Al met al ben ik daar tevreden mee. Temeer omdat de huidige plek vier 2.04,69 klokt. Ik heb dus flink tijd gepakt, maar sta nog steeds vijfde. Dan moet het dus gebeuren op de gevreesde 5.000 meter.
Hoe pak ik die 5.000 meter aan? Ik heb werkelijk geen flauw idee. De laatste en enige keer dat ik een 5.000 meter reed, is 19 jaar geleden tijdens het Nederlands Studenten Kampioenschap in Groningen. Dat was een lijdensweg die leidde naar 8.18. Een tijd waar ik me nog steeds voor schaam. Vandaag moet ik een pr kunnen rijden. Ik besluit lekker te gaan rijden en Peter geeft mij onderweg door hoe de nummer vier het doet. Ik moet ongeveer 3 seconden op hem goedmaken om zijn positie over te nemen.
PANG! We zijn gestart. Ik mag weer tegen Otto rijden. De pr van Otto: 6.40. Hij gaat weer als een komeet van start. Ik neem mijn tijd. Ik zoek mijn flow. De eerste ronde gaat in 34,3 en daarna rijd ik alleen maar hoge 35’ers en lage 36’ers. Peter zorgt ervoor dat ik weet wat mijn opponent in de rit voor mij doet zodat ik daarop kan rijden. Dat lukt. De finish bereik ik na 7 minuten, 33 seconden en 89 honderdsten. Een dikke vette pr. Ik finish daarmee een kleine 7 seconden vóór de nummer vier. Daardoor is hij de nummer vijf geworden in het eindklassement en heb ik mijn doel behaald: vierde worden!
Het was een mooie ervaring. Nu op naar de clubkampioenschappen van de HCA op 9 maart op de Jaap Edenbaan! Jullie komen toch ook?