Iedereen kent ze wel, of heeft er op z’n minst een voorstelling van: die mensen die alles weten van schaatsen slijpen. Bij wie wedstrijdrijders al jaren langs komen, omdat ze hun schaatsen daar in goede handen weten. Mensen die bereid zijn om ’s avonds laat nog even een paar onder handen te nemen, na de training, vóór de wedstrijd van morgen. Liefhebbers zijn het, want rijk word je er niet van. Toegewijde vakmensen, met hart voor de zaak.
Zo iemand is Dennis Verlaan, bij wie ik onlangs met Udo op bezoek was. Ik had mijn eigen schaatsen meegenomen, en een boel nieuwsgierige vragen die ik als gemiddelde ‘thuisslijper’ heb. Hierbij een verslag van ons bezoek aan zijn werkplaats, waarbij ik hem interviewde terwijl hij bezig was.
Eerst nog even een stukje voorgeschiedenis. Want iedere vakman heeft een leermeester, zo ook Dennis. Hij heeft zelf op hoog niveau geschaatst, en in die periode Jan Lensen ontmoet. Die was lange tijd dé expert op dat gebied. Dennis kwam daar over de vloer, hoorde en zag wat Jan deed, en ontdekte zijn eigen affiniteit met het vak. Uiteindelijk schafte hij zelf ook apparatuur aan en op een gegeven moment zei hij: Jan, ik word je concurrent. Dat moet je dan heel snel doen, was het antwoord. Voorspellende woorden, want hij is niet lang geleden op 68-jarige leeftijd overleden. Van hem heeft Dennis dus de kneepjes en geheimen van het vak geleerd, en ook een deel van zijn klanten en apparatuur overgenomen.
Zo staat daar een door Jan Lensen ontworpen en gebouwde ‘rondingsmachine’. Kort gezegd: slijpen kan ik als amateur zelf, de ronding moet ik laten doen. De ronding is vooral belangrijk als je op goed ijs rijdt, en die ronding verdwijnt naarmate je vaker slijpt. Want een constante druk met de slijpsteen, dat lukt bijna niemand. Een apparaat dat eruitziet als een klein klokje en dat je langzaam over het ijzer laat gaan, meet de oneffenheden en ‘kuilen’ op iedere plek, in duizendsten, met het blote oog niet te zien. Wat ik thuis altijd deed, de ijzers tegen elkaar aan houden en kijken waar ze elkaar raken, heeft weinig zin, want je wordt er niet echt wijzer van. Beter dus meteen naar de vakman.
Dennis heeft een aantal metalen linialen, elk met een verschillende ronding: 22, 23, 24 (de straal van een denkbeeldige cirkel). Die liniaal gaat in de rondingsmachine, een verticale machine waarin ook de schaats wordt vastgezet. Een klein wieltje volgt de liniaal en precies gelijk daarmee gaat een diamanten slijptol langs het ijzer heen en weer. En om te zorgen dat dat een constante beweging is, heeft Dennis een mechaniekje gemaakt dat de zaak automatisch heen en weer beweegt. Dat geeft rust: een constante beweging.
Terwijl de rondingsmachine zijn werk doet, praten wij door over het fenomeen ‘ronding’. Ik had altijd geleerd dat sprinters een vlakkere ronding rijden, om meer grip te hebben, en dat stayers méér ronding hebben, om beter te kunnen sturen. Dennis: de neiging van zowel sprinters als allrounders is om steeds vlakker te gaan rijden – 23 komt geregeld voor. Sprinters rijden tegenwoordig zelfs met meerdere rondingen. Dat laatste is afgekeken van het shorttrack, want in het algemeen geldt dat die discipline vooroploopt als het gaat om nieuwe ontwikkelingen.
Ten slotte nog even over het zogenaamde benden, het meebuigen van de rechterschaats in de richting van de bocht. Dennis: door de enorme druk hebben de punten van die rechterschaats de neiging om naar buiten te gaan staan. Dat benden voorkomt dat: je trapt hem als het ware weer recht.
Intussen is de ronding klaar, en begint het polijsten. Slijpen hoeft in dit geval niet meer, omdat de rondingsmachine dat al heeft gedaan, maar toch heb ik zelf nog vragen over het slijpen. Zoals: hoe controleer ik de scherpte? Zo schraapte ik bijvoorbeeld altijd met m’n nagel langs het ijzer. Daar zit volgens Dennis een gevaar in, want het gebeurt vaak dat je op de ene plek grip hebt met je nagel, en op de andere plek pakt ie ‘m niet. Kijken en met je duim voelen aan de randen is het beste.
In het algemeen is het bij het slijpen heel belangrijk: waar doe je het mee? Dus als je je steen niet goed onderhoudt, dan wordt het niks. Dat betekent: geregeld de steen egaliseren op een glasplaat, met grove of fijne korrels. Ook het kleine braamsteentje moet op die manier worden geëgaliseerd. Het beste is om af en toe een nieuw steentje te kopen, duur zijn ze niet.
Verder is natuurlijk belangrijk dat A altijd achter is, en V voor – dat geldt zowel voor de stelblokjes als voor de ijzers. En door het blok schuin te houden en erlangs te kijken, kan je zien of de ijzers helemaal tegen de onderkant van de stelblokjes aan zitten.
Trucje van Dennis: met een viltstift het glijvlak van de ijzers zwart maken. Dan met een slijpsteen er overheen en kijken of je het zwart overal weg slijpt. Waar dat niet het geval is staat het ijzer niet haaks in het blok, of hangt één schaats lager dan de andere.
Verder slijpt Dennis nooit met de grove kant van de steen want, zegt hij, dan kan ik hem net zo goed meteen weer terug in die rondingsmachine zetten. Dus met de fijne kant, schuin van voor naar achteren, niet te veel druk, en een zo groot mogelijk deel van de steen gebruiken. Zo worden de eventuele oneffenheden van de rondingsmachine weggeslepen. Het braampje dat achterblijft is een soort opstaand randje, het ene moment verticaal omhoog, het andere moment horizontaal opzij. Dat moet beurtelings met de grote steen en het braamsteentje worden weggeslepen. Het braampje klapt steeds om en breekt ten slotte. Zo niet, dan hoor je op het ijs dat sissende geluid. Dan weet je dat het niet goed zit.
Ten slotte, om te polijsten, een aantal keren van voor naar achteren, met de gladde kant, in de lengterichting. Dennis gebruikt daarvoor een andere steen, met een diamanten glijvlak. Beide vlakken, het glijvlak van de schaats en het glijvlak van de steen, zijn op een gegeven moment zó glad, dat er een vacuüm ontstaat en de steen als het ware aan het ijzer vastplakt. Dan, zegt Dennis, heb ik mijn werk goed gedaan.
Later hoor ik, dat Dennis ons niet zijn grootste geheimen heeft verklapt. Zoals het een goed vakman betaamt, en net als Jan Lensen deed, houdt hij een speciaal procedé achter de hand. Dat is bestemd voor de echte wedstrijdselectie, de rijders die hun punten moeten halen, pr’s moeten rijden.
Terecht – verschil moet er zijn, en geheimen maken de zaak alleen maar spannender. Terwijl ik dit schrijf, liggen mijn schaatsen naast me, de glijvlakken als spiegels schitterend in het licht. Scherper en gladder heb ik ze nooit gehad. Laat de toppers met behulp van Dennis dus maar pr’s rijden – ik ben tevreden.
Voor contact en nadere info:
Dennis Verlaan
info@dennisverlaan.nl
www.dennisverlaan.nl
Door