“Ja Carel”, dat zal ik doen. Een kort stukje”, zei hij nog. En dus volgt er op zijn prangende vraag, waaraan ik geen weerstand kon bieden, de maandagavond belevenissen van een HCA-er die de 10km liep langs de Bosbaan. Op weg naar de Bosbaan veroorloofde ik mij de vrijheid kleinzoon Jesse te zeggen dat hij wel erg hard moest lopen om mijn snelheid te kunnen bijbenen. “Pannenkoek”, zei hij. Ik mocht al blij zijn, aldus Jesse, wanneer ik ongeschonden binnen twee uur twee rondjes zou kunnen lopen op mijn oude dag. Anno 2014 zijn dat conversaties tussen een vrijmoedige jongere en een grijswordende 64-jarige die meent nog te kunnen heersen, althans langs de Bosbaan.
Voor het lopen aanving, volgde er tekst en uitleg over de startprocedure. Ongeveer 25 HCA-ers luisterden naar Henk Veen. Hij legde duidelijk uit wat te doen bij de 5 en 10 km, alsook dat na afloop frisdrank en fruit beschikbaar was, waarbij hij opeens ruw werd onderbroken door die kleine met luide stem, Udo Meijer. Klaarblijkelijk vond iedereen dat Henk prima redevoerend bezig was en werd Udo door de 25 HCA-ers gemaand te zwijgen. Toen Henk nog toevoegde dat er ook pitloze druiven waren voor de deelnemers was daar toch weer die kleine Meijer die ons toeriep: “EN OOK MELOEN”. En daar had Udo zowaar weer een punt, nondeju.
Henk riep duidelijk dat we klaar moesten staan voor de start en haalde een voor bedreiging en afdreiging geschikt wapen te voor schijn. Een heus pistool. Mijn hemel, ik keek nog eens goed en zag gelukkig dat het zwarte wapen aan de monding van de loop was gesloten. Er volgde een knal en we togen van start. Jesse had gelijk wat mijn snelheid van lopen betrof. Hij en anderen ontwikkelden een snelheid waar ik zelfs in mijn jongste jaren jaloers op zou zijn geworden. Zoals elke loper probeerde ik ook mijn cadans te vinden en dwaalden mijn gedachten af naar een artikeltje dat ik vandaag las over sport en religie. Onderwijl genoot ik van de prachtige ondergaande zon die weerkaatste in het vlakke en stille water van de Bosbaan. Het was bijna windstil en een heerlijke nazomerse avond.
Maar waarom renden wij HCA-ers en zoveel anderen die avond langs de Bosbaan, zijn het geboren hardlopers, willen ze afvallen, of juist voorkomen dat zij aankomen, anderen ontmoeten, als middel tegen stress, om het hoofd leeg te maken, jezelf beter leren kennen? Of uhh, zijn wij verslaafd aan de sport en aan HCA? Zou een snelle 5- of 10-km-Bosbaanloop terug zijn te zien in onze beweging en snelheid van het schaatsen? Wel, de poorten van de geest werden opengezet en wij leren onszelf beter kennen tijdens het hardlopen, ik zeer zeker, meer nog dan bij mijn geliefde sport wielrennen.
Het is toch geen toeval dat hardlopen meer deelnemers kent dan kerkbezoekers. De kerkvorsten vragen zich af hoe verbinding te leggen met de gemeenschap, terwijl de Udo Meijers, de Henk Veens, de Bart Postma’s en al die andere loop- en sporttrainers en bestuurders honderden (en a.s. zondag tijdens de Dam tot Damloop zelfs duizenden) “gelovigen” met een paar simpele woorden in beweging kunnen brengen. Waarom lukt het de kerk niet en de sportleiders wel om bij ons die ene gevoelige snaar te raken? Biedt het hardlopen meer dan een religie kan bieden? Of is hardlopen, of überhaupt elke sport, een vorm van religie?
Ik zag Serge afhaken uit de kopgroep. Hij stond zelfs stil. “Steken in de zij”, zei hij. Wanneer de jaren verstrijken, zal hij steeds beter weten te doseren, hoop ik. Terwijl ik zo’n beetje het einde van de Bosbaan naderde, zag ik aan de overkant al weer de nodige lopers op de terugweg. Mijn god, die hebben minuten voorsprong aan de finish. Ik merkte dat Serge mijn cadans had overgenomen en achter mij meeliep. Zonder dat hij er zich van bewust was, dwong hij mij die cadans vast te houden, hij duwde mij figuurlijk vooruit. Ik kreeg moraal. Jesse zal ik niet verslaan, maar ik nam wel Serge mee en riep: “nog 1000 meter”. Aan de finish schudden we handen en hij liep waarschijnlijk naar de pitloze druiven en de meloen, terwijl ik een beker water pakte en aan de tweede ronde begon.
Ik keek voor de tweede keer het lange stuk van de Bosbaan af en zag dat er nog zo’n zes a zeven HCA-ers voor mij liepen. Achter mij liep Han. Het leek even of hij naderde, neen, toch niet. Ik wilde niet eindigen als laatste, nam ik mij voor. De ijkmomenten waren vooral de afstandsaanduidingen op de roeibaan. De meters schreden, of beter gezegd sjokten voort.
Beide zijden van de Bosbaan kenden veel lopers die avond. Zag eigenlijk vooral veel jongeren. Geloofsgenoten. Religie, ja of neen. De discussie in mijn hoofd is eindeloos. De sport heeft hoge priesters en rituelen. Ja maar, zou de zomertraining van Udo mij aan deze religie hebben gezet? Nee joh, hardlopen is de meest basale vorm van bewegen, afwezig van dogma’s, rituelen of aanbidding van wie dan ook. “De mens is een geboren hardloper en als de mens niet regelmatig hardloopt wordt hij lui, vadsig en gezapig”, volgens bioloog Bernd Heinrich.
Verdikkeme, de HCA-loper voor mij is uit mijn beeld verdwenen. Het wordt knap lastig over deze of gene HCA-loper wat te schrijven gedurende de tweede ronde. Ik keek nog eens achterom en zag dat Han op keurige afstand bleef. In de verte zag ik de finish. Ik was bij roeibord 1250 aangekomen. Die laatste 750m. probeerde ik mijn snelheid te verhogen of tenminste vast te houden? En Jesse, wat jij niet wist van deze pannenkoek, is dat ik wilde finishen binnen de 50 minuten. En dat lukte. “49.33 minuten”, riep Henk. Ik nam water, meloen van Udo, een schoon shirt en luisterde naar de anderen over hun belevenissen. De jeugd, waaronder Serge, waren alweer druk met andere energieverslindende activiteiten.
Ik viel niet in de prijzen en Han ook niet. Mijn prijs en die van anderen was wel dat de HCA-vrijwilligers wederom een voortreffelijk evenement hadden georganiseerd. Zonder hun steun en toewijding was er geen discussie tussen jong en oud, tussen Jesse en Opa. Dankzij HCA kon ik mijn gedachten op deze voortreffelijke avond aan het papier toevertrouwen.